-
1 breit
2 breedvoerig, uitvoerig ⇒ breedsprakig♦voorbeelden:1 breit gefächert • veelzijdig, ruim, wijdvertaktsich breit machen • (a) veel plaats innemen, zich installeren; (b) gewichtig, dik doen • (c) zich doen gelden, om zich heen grijpen; 〈 (d) pejoratief〉intrekken, komen wonen¶ eine breite Aussprache • een breedgerekte, platte uitspraak -
2 sich breit machen
-
3 einreißen
einreißen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 inscheuren, een scheur maken in♦voorbeelden: -
4 grassieren
grassieren1 woeden, heersen ⇒ om zich heen grijpen -
5 greifen
greifen♦voorbeelden:die Bremsen greifen nicht • de remmen pakken nietGreifen spielen • vangertje, krijgertje spelendas ist zu hoch gegriffen • (a) dat is te hoog geschat, geraamd; 〈 (b) figuurlijk〉 dat is te hoog gemiktich griff mir an den Hals • ik greep naar mijn keel, halsan seinen Hut greifen • naar zijn hoed grijpeneins greift ins andere • het een houdt verband met het andernach seinem Mantel greifen • zijn jas pakken, grijpenim Dunkeln um sich greifen • in het duister rondtastendas Feuer griff um sich • het vuur greep om zich heenzu einer List greifen • zijn toevlucht nemen tot een listzu den Waffen greifen • naar de wapens grijpen
См. также в других словарях:
Hand — 1. Alle Händ voll to dohne, seggt de ol Zahlmann1, on heft man êne. (Insterburg.) – Frischbier2, 1469. 1) Der Name eines Feldwächters in Insterburg. 2. Alten Händen hilft kein Nagelschminken. – Laus. Magazin, XXX, 251. Russisch Altmann V, 85. 3.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon